jurisprudentie

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  jurisprudentie    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ju·ris·pru·den·tie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘toegepaste rechtspraak’ voor het eerst aangetroffen in 1658 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord jurisprudentie -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dejurisprudentiev [3]

  1. (juridisch) het geheel van uitspraken van rechters
    • Die dag lichtte hoofdofficier Marianne Bloos in NRC het besluit toe. „Er bestaat zoiets als vrije wil”, zei Bloos. „Niemand dwingt mensen om te roken en ze stoppen er ook vaak genoeg mee. Je kunt tabaksfabrikanten niet verantwoordelijk houden voor hun gedrag. (…) Met de huidige wet en jurisprudentie kun je niet zeggen: de roker handelt helemaal niet zelf.”[4] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord jurisprudentie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
70 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.