kaai

Uitspraak

• Geluid:  kaai    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• kaai

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘wal’ voor het eerst aangetroffen in 1457 ^[1]
• ^{[2] [3] [4] [5]}

Zelfstandig naamwoord

de kaai v / m ^{[6] [7] [8] [9]}

1. (scheepvaart) kade, aanlegplaats

Werkwoord

kaai

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kaaien
   

   • Ik kaai. 

2. gebiedende wijs van kaaien
   

   • Kaai! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kaaien
   

   • Kaai je? 

Gangbaarheid

• Het woord kaai staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kaai" herkend door:

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

Verwijzingen