kaffer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kaffer    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɑfər/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • kaf·fer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kaffer kaffers
verkleinwoord kaffertje kaffertjes

Zelfstandig naamwoord

dekafferm

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) (scheldwoord) (pejoratief) lomperd, stommeling
  2. zwarte Zuid-Afrikaan (vroeger), Bantoe in Zuid-Afrika
  3. onder woonwagenbewoners benaming voor iemand die niet uit een familie van woonwagenbewoners afkomstig is
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vervoeging van
kafferen

kaffer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kafferen
    • Ik kaffer. 
  2. gebiedende wijs van kafferen
    • Kaffer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kafferen
    • Kaffer je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kaffer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
86 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.