kapstok

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kapstok    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kap·stok
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘lat om kledingstukken aan te hangen’ voor het eerst aangetroffen in 1669 [1]
  • samenstelling van  kap  en  stok  [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord kapstok kapstokken
verkleinwoord kapstokje kapstokjes

Zelfstandig naamwoord

dekapstokm

  1. een meubelstuk bedoeld om jassen en hoeden aan op te hangen
    • Ik pakte mijn jas van de kapstok en liep de deur uit. [3] 
  2. (figuurlijk) aanknopingspunt
Afgeleide begrippen
  • kapstokartikel, kapstokhaak, kapstokplank
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord kapstok staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.