kasplant

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kasplant    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kas·plant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kasplant kasplanten
verkleinwoord kasplantje kasplantjes

Zelfstandig naamwoord

  1. (tuinbouw) een plant geweekt in een broeikas
    • Kasplanten groeien niet in de volle grond.[1] 
  2. dim. tant. , (figuurlijk) kasplantje een onweerbaar of weinig weerbaar persoon.
    • Toen de man in coma raakte leefde hij nog twee weken als kasplantje. 

Gangbaarheid

  • Het woord kasplant staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. De inrichting van de tuin, Petershof-Weustenrade
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.