kastdeur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kastdeur    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɑsdør/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈkɑs.dɵr/
    • (Limburg): /kəz.ˈdøːr/
Woordafbreking
  • kast·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kastdeur kastdeuren
verkleinwoord kastdeurtje kastdeurtjes

Zelfstandig naamwoord

dekastdeurv/m

  1. een deur bedoeld om er een kast mee af te sluiten
    • Bij bezeerde zich toen hij tegen de openstaande kastdeur aanliep. 
Afgeleide begrippen
  • kastdeurknop, kastdeurslot

Gangbaarheid

  • Het woord kastdeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.