kenleer

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kenleer    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɛnler/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ken·leer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kenleer
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dekenleerv/m

  1. (filosofie) de tak van de filosofie die de aard, oorsprong, voorwaarden voor en reikwijdte van kennis onderzoekt
     De auteur is hoogleraar kenleer en ontologie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.[2]
     Plantinga is een Amerikaanse christenfilosoof die zich gespecialiseerd heeft in de kenleer. Hij is vooral bekend door zijn stelling dat kennis van God als echte kennis mag gelden dankzij het feit dat openbaring een van de bronnen voor kennis is.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord kenleer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
32 %van de Nederlanders;
39 %van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Dr. René van Woudenberg
    “Wetenschap buiten de ivoren toren” (04-01-2006), Reformatorisch Dagblad
  3. Weblink bron
    Marc de Vries
    “Het conflict tussen natuurwetenschap en naturalisme” (21-05-2012), Reformatorisch Dagblad
  4. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.