kerstmis

Niet te verwarren met: Kerstmis

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kerstmis    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɛrstmɪs/ (2 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈkɛrstmɪs/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈkɛrstmɪs/
    • (Limburg): /ˈkɛrsmɪs/
Woordafbreking
  • kerst·mis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kerstmis kerstmissen
verkleinwoord kerstmisje kerstmisjes

Zelfstandig naamwoord

dekerstmisv/m

  1. (kerst) een mis ter viering van het kerstfeest
    • De kerk zat vol tijdens de kerstmis. 

Gangbaarheid

  • Het woord kerstmis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.