kijkerd

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kijkerd    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɛikɛrt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • kij·kerd
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van  kijk ww  met het achtervoegsel -erd [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord kijkerd kijkerds
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dekijkerdm

  1. (informeel) oog, in de betekenis van (lichaamsdeel voor) visuele waarneming
     Hij zette zich een paar meter onder het vrouwtje, en opeens stonden we onder twee sperwers. De gebandeerde staart van het mannetje stak opzichtig uit. Bewonderend hielden we nu eens de een, dan weer de ander in de kijkerd zonder dat het de vogels leek te deren, en na een paar minuten praatten we alweer op normale toon.[2]
Synoniemen
  •  kijker zn  [3] (uitspraakvariant)
  •  oog zn  [2]
Uitdrukkingen en gezegden
  • in de kijkerd
    in het gezichtsveld
  • in de kijkerd lopen
    opvallen
  • in de kijkerd zijn
    in de aandacht staan

Gangbaarheid

  • Het woord 'kijkerd' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron
    Samuel de Lange
    “Sperwer” (11 oktober 1997) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.