kitten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kitten    (hulp, bestand)
  • IPA: /'kɪtən/
Woordafbreking
  • kit·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • [A]: van Engels kitten, in de betekenis van ‘jonge kat’ aangetroffen vanaf 1984 [1]
  • [B]:  kit zn  (metalen kan) met de uitgang -en
  • [C]: van Duits kitten, in de betekenis van ‘aaneenlijmen’ aangetroffen vanaf 1870 [1]
[A] enkelvoud meervoud
naamwoord kitten kittens
verkleinwoord kittentje kittentjes

Zelfstandig naamwoord

[A] dekittenm

  1. pas geboren kat
Verwante begrippen

Zelfstandig naamwoord

de[B] kittenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kit
Verwante begrippen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kitten
kitte
gekit
zwak -t volledig [C]

Werkwoord

[C] kitten

  1. overgankelijk met een stroperig materiaal aaneenlijmen of dichten
vervoeging van
kitten

kitten

  1. meervoud verleden tijd van kitten
    • Wij kitten. 
    • Jullie kitten. 
    • Zij kitten. 

Gangbaarheid

  • Het woord kitten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  kitten    (hulp, bestand)
enkelvoud meervoud
kitten kittens

Zelfstandig naamwoord

kitten

  1. jonge kat.
  2. lamprei, jong konijn.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.