klapdeur

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  klapdeur    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • klap·deur
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord klapdeur klapdeuren
verkleinwoord klapdeurtje klapdeurtjes

Zelfstandig naamwoord

deklapdeurv/m

  1. een deur die naar binnen en naar buiten kan draaien en met een veer weer in de ruststand komt, een zelfsluitende deur
    • De leerlingen moesten leren ook de klapdeur met hun hand te openen en niet door er met hun voet tegenaan te trappen. 
    • Het zijn hoogtijdagen, maar de gang oogt verlaten. Een klapdeur, een gang, weer een klapdeur, nieuwe gang. Niemand. Plaats: het Amsterdamse hoofdkantoor van ABN Amro. Doel: de kamer van Jan Meines. [2] 

Gangbaarheid

  • Het woord klapdeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.