kletsbui
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kletsbui (hulp, bestand)
- IPA: / ˈklɛtsbœy / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- klets·bui
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van klets ww en bui zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kletsbui | kletsbuien |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de kletsbui v / m
- periode waarin mensen sterke behoefte voelen om een praatje te maken
- ▸ De telefoon stond niet stil en Donna was in een van haar kletsbuien.[2]
- ▸ Ik moest wachten tot Rayan en Jon sliepen; ze waren in een kletsbui en ik wilde niet dat iemand me het Instituut uit zag gaan.[3]
- ▸ Als ze een van haar kletsbuien heeft, zegt ze soms wel tien keer achter elkaar dat ze er lak aan heeft dat zowat iedereen erop neerkijkt.[4]
- (meteorologie) kortstondige periode met harde regen
Gangbaarheid
- Het woord kletsbui staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Erica James“Oude vriendschap” (2021), VBK Media,, ISBN 9789026156113, hfst. 32
- ↑ Weblink bron “Schaduwheer”, e-book (2018), Overamstel Uitgevers, Amsterdam, ISBN 9789048836741, hfst. 9
- ↑ Weblink bron “”, e-book (2017), Em. Querido's Uitgeverij BV, Amsterdam, ISBN 9789021407562
- ↑ Weblink bron Ferdinand LangenHubert en het weerhuisje in: Het Parool (28 juli 1962)
- ↑ Weblink bron Sutorius, Anna“De heuvel-hoeve” (1937), V.A. Kramers, Rijswijk, p. 204
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.