klever
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: klever (hulp, bestand)
Woordafbreking
- kle·ver
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | klever | klevers |
verkleinwoord | klevertje | klevertjes |
Zelfstandig naamwoord
de klever m
- (plakkerig) iets dat of iemand die kleeft
Hyponiemen
- boomklever, bumperklever, klimaatklever, tepelklever, zelfklever
Gangbaarheid
- Het woord klever staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "klever" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.