koekenpan

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  koekenpan    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • koe·ken·pan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koekenpan koekenpannen
verkleinwoord koekenpannetje koekenpannetjes

Zelfstandig naamwoord

dekoekenpanv/m

  1. (kookkunst) Een koekenpan (Nederlands-Nederlands) of kortweg pan (Belgisch-Nederlands) is een platte pan met een lang handvat.
    • Wij bakken pannenkoeken in een koekenpan. 
     Het familierecord in het schoonmaken en fileren van een bot of schol zodat hij klaar was voor de koekenpan was veertien seconden.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord koekenpan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.