koopvrouw

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  koopvrouw    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkopfrɑu/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • koop·vrouw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koopvrouw koopvrouwen
verkleinwoord koopvrouwtje koopvrouwtjes

Zelfstandig naamwoord

dekoopvrouwv

  1. (beroep) vrouw die handel drijft
    • De koningin verft haar gezicht en verkleedt zich als een oude koopvrouw en loopt over de zeven bergen naar de zeven dwergen. 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord koopvrouw staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
80 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.