koppelbaas

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  koppelbaas    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkɔpəlˌbas/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • kop·pel·baas
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord koppelbaas koppelbazen
verkleinwoord koppelbaasje koppelbaasjes

Zelfstandig naamwoord

dekoppelbaasm

  1. (beroep) vaak malafide persoon die werknemers aanneemt om ze aan andere bedrijven, die een tekort aan arbeidskrachten hebben, te verhuren waarbij het afdragen van loonbelasting of sociale premies nogal eens achterwege blijft
    • 2008: De koppelbaas is terug [2] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord koppelbaas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.