kramen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kramen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kra·men
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kramen
kraamde
gekraamd
zwak -d volledig

Werkwoord

kramen [2]

  1. absoluut in het kraambed liggen
    • Zij had 17 maal gekraamd. 
  2. absoluut een kraamvrouw verzorgen
    • Ik heb gisteren bij haar gekraamd. 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

dekramenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kraam

Gangbaarheid

  • Het woord kramen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.