kribbigheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kribbigheid    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkrɪbəxˌhɛit/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • krib·big·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kribbigheid kribbigheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

dekribbigheidv

  1. de mate waarin men geïrriteerd of boos is
     Op dit moment zijn "dingen die heel gewoon moeten zijn" dat niet. Willem-Alexander noemde "een dak boven je hoofd, een toereikend inkomen of een vertrouwde woonomgeving". Onzekerheid over dat soort zaken "knaagt aan de onafhankelijkheid van mensen en leidt tot onderlinge kribbigheid".[2]
  2. uiting die getuigt van ergernis of boosheid
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord kribbigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Weblink bron “Troonrede: 'Uitgangspunt regeringsbeleid moet zijn: wat kan wel?'” (17 september 2024), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.