kroes

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kroes    (hulp, bestand)
  • IPA: /krus/ (1 lettergreep)
Woordafbreking
  • kroes
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kroes kroezen
verkleinwoord kroesje kroesjes

Zelfstandig naamwoord

dekroesm

  1. eenvoudig vuurbestendig vat of eenvoudige beker
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • kroezenstaal
Woordherkomst en -opbouw
  • kroes is niet de verwachte Nederlandse vorm (vergelijk Middelnederlands: cruys, cruus), wellicht een (conservatieve) Oostnederlandse dialectvorm, uit Germaans *krūsa-. [4] [5]
  • In de betekenis van ‘gekruld’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1562 [3]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen kroeskroezerkroest
verbogen kroezekroezerekroeste
partitief kroeskroezers-

Bijvoeglijk naamwoord

kroes

  1. krullend
    • "Kroes haar, kroeze zinnen" zei men vroeger, denkend dat mensen met krullend haar lichtgeraakt en opvliegerig van aard waren. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
kroezen

kroes

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kroezen
    • Ik kroes. 
  2. gebiedende wijs van kroezen
    • Kroes! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kroezen
    • Kroes je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kroes staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
88 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.