kruisdak
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: kruisdak (hulp, bestand)
Woordafbreking
- kruis·dak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kruis zn en dak zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kruisdak | kruisdaken |
verkleinwoord | kruisdakje | kruisdakjes |
Zelfstandig naamwoord
het kruisdak o [1]
- (bouwkunde) dakconstructie waarbij twee snijdende daken elkaar kruisen.
- ▸ De toren rees steil uit het midden van het 'kruisdak' met blinkende wijzerplaten, overal zichtbaar, naar elke hemelstreek éen en met zijn grijze klokjes en de doorzichtige 'appel', waar je de zee uitzag, de handelschepen varen en dan de haan in de wolken of in de blauwe lucht.[2]
Gangbaarheid
- Het woord 'kruisdak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jaap” (1923), Saga, ISBN 9788728433294
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.