kwakkel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kwakkel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈkwɑkəl/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • kwak·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kwakkel kwakkels
verkleinwoord kwakkeltje kwakkeltjes

Zelfstandig naamwoord

dekwakkelv/m

  1. (hoendervogels) (verouderd) bepaald soort vogel, Coturnix coturnix 
    • Toen stak er een wind op, door de HEERE gezonden; die voerde kwakkels aan van de zee en strooide ze uit over de legerplaats[4]. 
  2. (media) journalistieke misser, -vaak opzettelijk- onjuist bericht
    • Geloof die kwakkel toch niet! 
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
kwakkelen

kwakkel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwakkelen
    • Ik kwakkel. 
  2. gebiedende wijs van kwakkelen
    • Kwakkel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kwakkelen
    • Kwakkel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kwakkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.