lachbui

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lachbui    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɑɣbœy/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • lach·bui
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lachbui lachbuien
verkleinwoord lachbuitje lachbuitjes

Zelfstandig naamwoord

delachbuiv/m

  1. aanval van aanhoudend gelach
    • Toen de leraar uitgleed over de bananenschil kregen de leerlingen een lachbui. 

Gangbaarheid

  • Het woord lachbui staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.