lader

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lader    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • la·der
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van laden met het achtervoegsel -er[1]
enkelvoud meervoud
naamwoord lader laders
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

deladerm

  1. (beroep) iemand die laadt
  2. apparaat waarmee men kan laden
  3. apparaat dat geladen kan worden
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord lader staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Deens

Woordafbreking
  • la·der

Werkwoord

lader

  1. tegenwoordige tijd van lade

Zelfstandig naamwoord

lader, mv

  1. onbepaalde vorm nominatief meervoud van lade

Noors

Woordafbreking
  • la·der
Naar frequentie 2352

Werkwoord

lader

  1. tegenwoordige tijd van lade
Schrijfwijzen

Nynorsk

Woordafbreking
  • la·der

Werkwoord

lader

  1. tegenwoordige tijd van lada
Schrijfwijzen

Werkwoord

lader

  1. tegenwoordige tijd van lade
Schrijfwijzen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.