lader
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: lader (hulp, bestand)
Woordafbreking
- la·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lader | laders |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de lader m
- (beroep) iemand die laadt
- apparaat waarmee men kan laden
- apparaat dat geladen kan worden
Hyponiemen
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord lader staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lader" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Deens
Woordafbreking
- la·der
Werkwoord
lader
- tegenwoordige tijd van lade
Zelfstandig naamwoord
lader, mv
- onbepaalde vorm nominatief meervoud van lade
Noors
Woordafbreking
- la·der
Naar frequentie | 2352 |
---|
Werkwoord
lader
- tegenwoordige tijd van lade
Schrijfwijzen
Nynorsk
Woordafbreking
- la·der
Werkwoord
lader
- tegenwoordige tijd van lada
Schrijfwijzen
- ladar
- lar
Werkwoord
lader
- tegenwoordige tijd van lade
Schrijfwijzen
- ladar
- lar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.