oplader

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  oplader    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • op·la·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord oplader opladers
verkleinwoord opladertje opladertjes

Zelfstandig naamwoord

deopladerm

  1. Batterijlader. Apparaat om een batterij of accu weer van stroom te voorzien.
    • Een smartphone moet iedere nacht aan de oplader. 
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord oplader staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.