lamp

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lamp    (hulp, bestand)
  • IPA: /lɑmp/ (1 lettergreep)
    • (Noord-Nederland): /lɑmp/
    • (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /lɑmp/
Woordafbreking
  • lamp
Woordherkomst en -opbouw
  • van Frans lampe, in de betekenis van ‘tot verlichting dienend voorwerp’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord lamp lampen
verkleinwoord lampje lampjes

Zelfstandig naamwoord

delampv/m

  1. (techniek) een voorwerp gemaakt om licht te geven, meestal bestaand uit een lichtbron en een armatuur [2]
    • Hij probeerde de lamp aan te zetten, maar de stroom was uitgeschakeld. 
  2. (elektronica) (verouderd) radiobuis
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
  • lampendanser
  • lampendrager
  • lampenglas
  • lampenist
  • lampenjongen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • De lamp hangt scheef.
Het geld is op
  • Geen olie meer in de lamp hebben
Geen geld meer hebben/Ernstig of terminaal ziek zijn
  • Tegen de lamp lopen
Betrapt worden terwijl men iets verbodens doet[2]
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord lamp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  lamp (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /læmp/
enkelvoud meervoud
lamp lamps

Zelfstandig naamwoord

lamp

  1. lamp

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /lampʊ/
Woordafbreking
  • lamp

Zelfstandig naamwoord

lamp

  1. genitief meervoud van lampa

Welsh

enkelvoud meervoud
 lamp   lampau 

Zelfstandig naamwoord

lamp v

  1. lamp
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.