largo

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  largo    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɑrɡo/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • lar·go
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Italiaans, in de betekenis van ‘bijwoord: zeer langzaam’ voor het eerst aangetroffen in 1751 [1]
  • van Italiaans largo [2][3]

Bijwoord

largo

  1. (muziek) heel langzaam gespeeld zodat het gedragen klinkt
  2. (verouderd) breedvoerig
enkelvoud meervoud
naamwoord largo largo's
verkleinwoord largootje largootjes

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

hetlargoo

  1. (muziek) muziekstuk of deel daarvan dat heel langzaam gespeeld moet worden
    • De achtste scène, die Marie en Wozzeck weer tezamen ten tonele voert, is een lyrisch largo voor kamerorkest, en de negende scène, waarin Wozzeck Marie met den tamboer-majoor ziet dansen, is in de liedvorm geschreven. [4]

Gangbaarheid

  • Het woord largo staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
54 %van de Nederlanders;
55 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Spaans

Uitspraak

IPA: /'laɾ.go/

Woordafbreking
  • lar·go
enkelvoud meervoud
largo largos

Zelfstandig naamwoord

largo m

  1. lengte
  enkelvoud meervoud
mannelijk largo largos
vrouwelijk larga largas

Bijvoeglijk naamwoord

largo

  1. lang
  2. langdurig
  3. ruim
  4. veel

Werkwoord

vervoeging van
largar

largo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van largar
vervoeging van
largarse

largo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van largarse
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.