lariks

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lariks    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlarɪks/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • la·riks
Woordherkomst en -opbouw
  • van Latijn laryx, in de betekenis van ‘naaldboom’ aangetroffen vanaf 1682 [1] [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord lariks lariksen
verkleinwoord lariksje lariksjes

Zelfstandig naamwoord

delariksm

  1. (coniferen) benaming voor naaldbomen uit het geslacht Larix , die in de winter hun naalden laten vallen
    • Het exemplaar in Wageningen maakt deel uit van een groeiend netwerk van twitterende bomen. In België zijn al een eik, een esdoorn en een beuk te volgen. In Duitsland zit een grove den elke dag online. Binnenkort gaan een lariks in Zwitserland en naaldbomen in Spanje meedoen. [4] 
    • Met enige verbazing las ik in de krant van 5 december dat in de herfst de bladeren van de lariks geel worden. Voor zover mij bekend, is de lariks een naaldboom en naaldbomen hebben als kenmerk geen bladeren maar naalden te hebben. [5]  
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Hyponiemen
  • goudlork
Afgeleide begrippen
  • lorkdonswants, lorkenboom, lorkenhars, lorkenhout, lorkenlaan, lorkenzwam, lorkhalsbandwants
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord lariks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
62 %van de Vlamingen.[6]

Meer informatie

  • [1] lariks in het Nederlands Soortenregister N
  • [1] lariks op Wikidata

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.