leefgeld

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  leefgeld    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlefxɛlt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • leef·geld
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leefgeld
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

hetleefgeldo

  1. een benaming voor het bedrag dat nodig is voor een een- of meerpersoonshuishouden om van te kunnen leven, dat wil zeggen: eten, drinken en persoonlijke verzorging maar ook voor genotsmiddelen en kosten voor huisdieren
    • ‘Noem me gerust jong en naïef, maar ik denk niet dat dit een fair systeem is. Ja, ik wist op voorhand dat de VN geen enkele vorm van kilometervergoeding, hospitalisatieverzekering of leefgeld aanbood. Ja, ik heb zelf beslist om toch 11.000 kilometer te vliegen en deze kans met beide handen te grijpen. Maar het is niet eerlijk.’[1] 
    • Aan de andere kant moeten veel studenten hier werken om hun leefgeld bij elkaar te kunnen schrapen, en moeten velen onder hen nog jarenlang na hun afstuderen een lening voor hun studiegeld afbetalen. Dat zie ik in België toch veel minder vaak gebeuren.[2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord leefgeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
92 %van de Nederlanders;
98 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. de Standaard 13/08/2015 om 10:37 door svg VN-stagiair die in tent slaapt, neemt ontslag
  2. de Standaard 15/09/2012 om 21:49 door Thomas Cruysberghs Verenigd Koninkrijk - Edinburgh
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.