leesjaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  leesjaar    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • lees·jaar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord leesjaar leesjaren
verkleinwoord leesjaartje leesjaartjes

Zelfstandig naamwoord

hetleesjaaro

  1. periode van 12 maanden waarin men een verzameling boeken leest; leesseizoen
    • De beste biografie die ik het afgelopen leesjaar las, is die van Mark Schaevers over Felix Nussbaum. Het is geen typische strandlectuur (hoewel de schilder de badplaats Oostende onvergetelijk heeft geportretteerd) en ontspannend kun je het onderwerp niet noemen. [2] 
    • Het is het laatste boek van dit leesjaar. Op het Boekenfest in Assen dit weekend wordt de nieuwe selectie bekendgemaakt. [3] 

Gangbaarheid

  • Het woord 'leesjaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
81 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.