lentelucht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: lentelucht (hulp, bestand)
Woordafbreking
- len·te·lucht
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van lente zn en lucht zn [1]
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | lentelucht | lenteluchten |
| verkleinwoord | lenteluchtje | lenteluchtjes |
Zelfstandig naamwoord
de lentelucht v / m
- de lucht met de eigenschappen die horen bij het voorjaar
- ▸ Door het open ventilatieraampje kwam de lentelucht naar binnen zetten, geurend naar een Frans wittebroodje waar zojuist in was gehapt.[2]
- ▸ Resteert altijd nog het Slingebos aan de andere kant van het complex. Wie 's winters denkt dat het bos nog volop groen is, moet nodig in het voorjaar terugkomen als dan ook loofbomen en struiken ad krijgen. Wie hardloopt, ervaart het bos nadrukkelijker dan een toevallige wandelaar. Al was het maar omdat je de lentelucht met liters tegelijk inademt.[3]
Synoniemen
- voorjaarslucht
Gangbaarheid
- Het woord lentelucht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Dokter Zjivago” (1957), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028261396
- ↑ Weblink bron “Blog: Het zit erop, nu doorlopen!” (07-03-2010), Tubantia
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.