lesweek

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lesweek    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • les·week
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lesweek lesweken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

delesweekv/m

  1. periode van een week dat men lesgeeft op een school
    • De vakantie staat voor de deur, de sfeer is ongedwongen en staat het toe om verhalen te mogen horen die tijdens een drukke lesweek vaak onder het oppervlak blijven. Soms komt een vader of moeder mee. Of een opa. We hebben allen indirect een band met elkaar. We zijn op een of andere manier verbonden en bij elkaar gebracht, op dit moment in dit lokaal.[1] 
    • Kaliber Kunstenschool houdt van maandag 25- tot en met vrijdag 29 september een open lesweek in haar onderkomen in multifunctioneel centrum De Holtink aan de Mensinkweg.[2] 

Gangbaarheid

  • Het woord lesweek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Het Parool PASCAL CUIJPERS 17 JULI 2017 'Oogkleppen af, kunst is overal om ons heen'
  2. Tubantia Han Haveman 20-09-17 Open lesweek Kaliber Kunstenschool in Nijverdal
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.