les

Niet te verwarren met: lés, lès, Les

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  les    (hulp, bestand)
  • IPA: /lɛs/
Woordafbreking
  • les
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onderricht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord les lessen
verkleinwoord lesje lesjes

Zelfstandig naamwoord

delesv/m

  1. (onderwijs) onderricht gedurende een korte tijd
    • Tijdens de les wordt spreken niet getolereerd. 
     Het werd een les in nederigheid.[2]
     De lessen die hij me die avond leerde waren geheel anders dan ik had verwacht.[2]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Anagrammen
Uitdrukkingen en gezegden
  • iemand de les lezen
duidelijk zeggen dat iemand iets verkeerds gedaan heeft
  • lessen volgen
Vertalingen

Bijwoord

les

  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
    lesgeven: Hij gaf les.

Werkwoord

vervoeging van
lessen

les

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lessen
    • Ik les. 
  2. gebiedende wijs van lessen
    • Les! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lessen
    • Les je? 

Gangbaarheid

  • Het woord les staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord les lesse
Uitspraak
  • IPA: /lɛs/
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Nederlands

Zelfstandig naamwoord

les

  1. les

Catalaans

Lidwoord

les v mv

  1. de

Persoonlijk voornaamwoord

les v mv

  1. hen, ze (lijdend voorwerp, vóór het werkwoord)

Deens

Woordafbreking
  • les
Naar frequentie 7041

Werkwoord

les

  1. gebiedende wijs van le

Zelfstandig naamwoord

les,

  1. onbepaalde vorm genitief enkelvoud van le

Duits

Uitspraak
  • IPA: /leːs/

Werkwoord

les

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van lesen
  2. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs van lesen

Frans

Lidwoord

les mv

  1. de (meervoud)
    «Les pommes sont pourris.»
    De appels zijn rot.
  2. de, het (enkelvoud)
    «Les lunettes sont cassées.»
    De bril is kapot.
nominatief genitief datief accusatief locatief benadrukt
ils leur / leurs leur les y eux
nominatief genitief datief accusatief locatief benadrukt
elles leur / leurs leur les y elles

Persoonlijk voornaamwoord

les mv

  1. hen / ze
Verwante begrippen
Anagrammen

Middelengels

Uitspraak
  • IPA: /lɛːs/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Angelsaksische lēas

Bijvoeglijk naamwoord

les

  1. fout, liegend, bedriegelijk

Noors

Woordafbreking
  • les
Naar frequentie 1642

Werkwoord

les

  1. lijdende vorm van le

Werkwoord

les

  1. gebiedende wijs van lese

Nynorsk

Woordafbreking
  • les

Werkwoord

les

  1. tegenwoordige tijd van lesa

Werkwoord

les

  1. tegenwoordige tijd van lese

Slowaaks

Uitspraak
  • IPA: /lɛs/
Woordafbreking
  • les
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *lěsъ

Zelfstandig naamwoord

les monbezield

  1. (ecologie) bos; een groep bomen
Afgeleide begrippen
  • lesík m
  • lesnatý
  • lesný
  • lesostep m
Verwante begrippen
  • lesíček m
  • lesisko o
  • lesník m

Meer informatie

Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /lɛs/
  • Geluid:  les    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • les
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *lěsъ

Zelfstandig naamwoord

les monbezield

  1. (ecologie) bos; een groep bomen
Verbuiging
Synoniemen
Antoniemen
  • zlesí o
Hyperoniemen
  • krajina v
Gelijkklinkende woorden
Afgeleide begrippen
  • lesík monbezield
  • lesní
  • lesopark monbezield
  • prales monbezield
Typische woordcombinaties
  • Černý les monbezield
  • Český les monbezield
  • jehličnatý les monbezield
  • les antén monbezield
  • listnatý les monbezield
  • smíšený les monbezield
Verwante begrippen
  • lesák m
  • lesan m
  • lesíček monbezield
  • lesina v
  • lesnatost v
  • lesnictví o
  • lesník m
  • nadlesní
  • odlesňovat / odlesnit
  • polesí o
  • zálesák m
  • zalesňovat / zalesnit
Uitdrukkingen en gezegden
  • pro stromy nevidět les
  • nosit dříví do lesa
Spreekwoorden
  • kdo se bojí, nesmí do lesa
  • jak se do lesa volá, tak se z lesa ozývá
  • když se kácí les, padají třísky
Paroniemen

Meer informatie

Verwijzingen

    Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.