leuter

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  leuter    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • leu·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord leuter leuters
verkleinwoord leutertje leutertjes

Zelfstandig naamwoord

deleuterm

  1. (anatomie), (informeel) het mannelijk geslachtsdeel

Werkwoord

vervoeging van
leuteren

leuter

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leuteren
    • Ik leuter. 
  2. gebiedende wijs van leuteren
    • Leuter! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leuteren
    • Leuter je? 

Gangbaarheid

  • Het woord leuter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
81 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.