levensmiddelenwinkel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  levensmiddelenwinkel    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlevə(n)sˌmɪdələ(n)ˌwɪŋkəl/ (7 lettergrepen)
Woordafbreking
  • le·vens·mid·de·len·win·kel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord levensmiddelenwinkel levensmiddelenwinkels
verkleinwoord levensmiddelenwinkeltje levensmiddelenwinkeltjes

Zelfstandig naamwoord

delevensmiddelenwinkelm

  1. bedrijf waar particulieren hun voedsel en dagelijkse benodigdheden kunnen kopen
     Toen postbode Sietze in Molenend (…) opgroeide, waren er in het dorp een levensmiddelenwinkel, een groentezaak, een café en twee bakkers.[1]
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen

Gangbaarheid

  • Het woord levensmiddelenwinkel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Frederiek Weeda
    “Zelfs op het Friese platteland spelen de kinderen niet buiten” (3 april 2018) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.