lipstick

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lipstick    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • lip·stick
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, als synoniem voor ‘lippenstift’ voor het eerst aangetroffen na 1950. [1][2]
enkelvoud meervoud
naamwoord lipstick lipsticks
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

delipstickm

  1. (cosmetica) een soort  stift zn  om de lippen te kleuren, over het algemeen alleen door vrouwen gebruikt
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • lipstick-feminisme

Gangbaarheid

  • Het woord lipstick staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
  • Geluid:  lipstick (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɪpˌstɪk/
Woordafbreking
  • lip·stick
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
lipstick lipsticks

Zelfstandig naamwoord

lipstick

  1. (cosmetica) lipstick, lippenstift
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.