live

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  live    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • live
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘niet van bandopnames’ voor het eerst aangetroffen in 1966 [1] [2]
stellend
onverbogen live
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

live

  1. (media) rechtstreeks zonder eerst opnames te maken

Verwijzingen

Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord live staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Engels

Bijvoeglijk naamwoord

live

  1. live, rechtstreeks
  2. levend
  3. levendig
  4. onder stroom staand

Werkwoord

live

  1. leven
  2. verderleven
  3. wonen


Frans

Zelfstandig naamwoord

live

  1. (taal) Lijflands


Picardisch

Zelfstandig naamwoord

live

  1. boek


Waals

Zelfstandig naamwoord

live m

  1. boek
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.