botsing

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  botsing    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈbɔt.sɪŋ/
Woordafbreking
  • bot·sing
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van botsen met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud meervoud
naamwoord botsing botsingen
verkleinwoord botsinkje botsinkjes

Zelfstandig naamwoord

debotsingv

  1. het botsen
    • Er was gisteren weer een frontale botsing op de snelweg. 
  2. een conflict of ruzie
    • Zij kwamen weer eens in botsing met elkaar. 
    • "Diplomatie sterft live op televisie": dit zien internationale media in de botsing tussen Zelensky en Trump. [1] 
     Een incident dat nauwelijks voor een botsing door kon gaan.[2]
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord botsing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.