living

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  living    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • li·ving
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘woonkamer’ voor het eerst aangetroffen in 1952 [1]
  • pseudo-Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord living livings
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

delivingv/m

  1. (bouwkunde) een kamer ingericht om in te wonen
    • De living was op het noorden gelegen. 
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord living staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  living (VS)    (hulp, bestand)

Werkwoord

living

  1. onvoltooid deelwoord van live

Zelfstandig naamwoord

living

  1. gerundium van live
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.