loboor
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: loboor (hulp, bestand)
Woordafbreking
- lob·oor
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van lob en oor [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loboor | loboren |
verkleinwoord | loboortje | loboortjes |
Zelfstandig naamwoord
de loboor v / m
- hond of zwijn met hangende oren
Gangbaarheid
- Het woord loboor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "loboor" herkend door:
16 % | van de Nederlanders; |
24 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.