looister
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: looister (hulp, bestand)
- IPA: / ˈlojstər / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- looi·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | looister | looisters |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de looister v
- (beroep) (historisch) vrouw die dierenhuiden bewerkt tot leer
- ▸ ⧖ Hoe hebt ge haar leeren kennen?
―Door het looien, ik vroeg wie de beste looister was en zij werd mij aanbevolen. Ik bracht haar dus de berenhuid en merkte wel, dat zij zeer in haar schik was.[1]
- ▸ ⧖ Hoe hebt ge haar leeren kennen?
Synoniemen
Verwante begrippen
- vrouwelijke vorm van looier
Gangbaarheid
- Het woord 'looister' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron May, Karl“Winnetou, het opperhoofd der Apachen” (1926), H.J.W. Becht , p. 261
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.