luiszak
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: luiszak (hulp, bestand)
Woordafbreking
- luis·zak
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van luis zn en zak zn [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | luiszak | luiszakken |
verkleinwoord | luiszakje | luiszakjes |
Zelfstandig naamwoord
de luiszak m
- een smerig persoon
- gemeen persoon
Synoniemen
- [1] luizenkop, luizenbos
Gangbaarheid
- Het woord 'luiszak' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "luiszak" herkend door:
65 % | van de Nederlanders; |
60 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ luiszak op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.