maîtresse

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  maîtresse    (hulp, bestand)
  • IPA: /mɛˈtrɛsə/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • maî·tres·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bijzit’ voor het eerst aangetroffen in 1650 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord maîtresse maîtressen
maîtresses
verkleinwoord maîtressetje maîtressetjes

Zelfstandig naamwoord

demaîtressev

  1. (maatschappij) vrouw die een amoureuze relatie heeft met een man die met een ander is getrouwd
    • Hij hield er al enige tijd een maîtresse op na. 
Schrijfwijzen
  • In het Frans markeerde het dakje (circonflexe) op de i het wegvallen van de s in het oorspronkelijke Oudfranse maistresse. Aangezien het voor de uitspraak geen functie meer had, is sinds de spellingsvereenvoudiging van 1990 het dakje op de i in het Frans niet meer vereist. In de Nederlandse spelling wordt de oude, nog wijd verbreide schrijfwijze aangehouden. De vorm "maitresse" is nooit de officiële spelling geweest, maar was voordat er een officiële spelling bestond ook in gebruik.
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord maîtresse staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
96 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Frans

Zelfstandig naamwoord

maîtresse

  1. verouderde spelling of vorm van maitresse tot 1990
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.