maandelijks

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  maandelijks    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmandələks/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˈman.də.ləks/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˈman.də.ləks/
    • (Limburg): /ˈmaːn.də.lɪks/
Woordafbreking
  • maan·de·lijks
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen maandelijks
verbogen maandelijkse
partitief maandelijks

Bijvoeglijk naamwoord

maandelijks

  1. iedere maand een keer
    • Dit is een maandelijkse bijdrage. 
Hyponiemen
Vertalingen

Bijwoord

maandelijks

  1. iedere maand een keer
    • Wij gaan maandelijks vissen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord maandelijks staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.