maandnaam
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: maandnaam (hulp, bestand)
- IPA: / ˈmantnam / (2 lettergrepen)
Woordafbreking
- maand·naam
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van maand zn en naam zn [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | maandnaam | maandnamen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de maandnaam m
- (tijdrekening) (taalkunde) woord om precies een van de twaalf perioden waarin het jaar verdeeld is aan te duiden
In sommige culturen kan een jaar in een ander aantal maanden zijn ingedeeld.- ▸ Alle namen voor maanden en seizoenen zijn oud. Het jongste is de maandnaam ramadan (1603), die we in Indonesië hebben leren kennen; pas in 1824 wordt deze naam in de woordenboeken opgenomen, tot die tijd zal het woord slechts in beperkte kring bekend zijn geweest.[2]
Hyponiemen
- zie de categorie met namen van maanden
Anagrammen
- "maandnaam" is een palindroom
Gangbaarheid
- Het woord maandnaam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ "maandnaam" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Nicoline van der Sijs“Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen”, 2e druk (2002), Veen, Amsterdam / Antwerpen 2002, ISBN 9020420453, 403/404
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.