majoriteit

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  majoriteit    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ma·jo·ri·teit
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘meerderheid’ voor het eerst aangetroffen in 1847 [1]
  • afgeleid van het Franse majorité met het achtervoegsel -iteit [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord majoriteit majoriteiten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

demajoriteitv [3]

  1. meerderheid (van stemmen)
  2. meerderjarigheid
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord majoriteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.