makelij

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  makelij    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˌmakəˈlɛi/ (3 lettergrepen)
    • (Noord-Nederland): /ˌmakəˈlɛɪ̯/
    • (Vlaanderen, Brabant): /ˌmakəˈlɛː/
    • (Limburg): /ˌmakəˈlɛɪ̯/
Woordafbreking
  • ma·ke·lij
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘constructie’ voor het eerst aangetroffen in 1785 [1]
  • Naamwoord van handeling van makelen met het achtervoegsel -ij [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord makelij -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

demakelijv [3]

  1. het merk of de soort van een product door een fabriek gemaakt
    • Hij rijdt met een auto van Duitse makelij. 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord makelij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.