vorm

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  vorm    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈvɔrəm/ (1 of 2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • vorm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vorm vormen
verkleinwoord vormpje vormpjes

Zelfstandig naamwoord

devormm

  1. ruimtelijke begrenzing van een voorwerp
    • Een stuk land in de vorm van een driehoek. 
  2. sjabloon of bak waarin iets gegoten of geperst kan worden
    • Het deeg van de taart werd in de vorm gedaan. 
  3. (veranderlijke) toestand van iets concreets
    • Het voorstel in deze vorm. 
    • De module in deze vorm. 
     Dit dichte dennenwoud ontnam mij elke vorm van overzicht en ik voelde me vaak claustrofobisch.[2]
  4. (sport) lichamelijke conditie
    • Hij is goed in vorm. 
  5. (grammatica) lijdende ~, passieve ~, → lijdende vorm
  6. (grammatica) actieve ~, vormen van het werkwoord waarmee wordt uitgedrukt dat het onderwerp de handeling actief verricht
  7. manier, methode
    • Deze vorm van autorijden. 
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Meer informatie

  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.

Werkwoord

vervoeging van
vormen

vorm

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vormen
    • Ik vorm. 
  2. gebiedende wijs van vormen
    • Vorm! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van vormen
    • Vorm je? 

Gangbaarheid

  • Het woord vorm staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Afrikaans

enkelvoud meervoud
naamwoord vorm vorme / vorms
Uitspraak
  • IPA: /forəm/
Woordafbreking
  • vorm

Zelfstandig naamwoord

vorm

  1. vorm; ruimtelijke begrenzing van een voorwerp
  2. (gereedschap) vorm; sjabloon of bak waarin iets gegoten of geperst kan worden
Schrijfwijzen
  • Oude schrijfwijze: form
Afgeleide begrippen

Werkwoord

vorm

  1. vormen
Afgeleide begrippen

Nedersaksisch

Zelfstandig naamwoord

vorm

  1. vorm

Noors

Zelfstandig naamwoord

vorm

  1. verouderde spelling of vorm van vormgut tot 2005
(verouderd) onbepaalde vorm nominatief enkelvoud, mannelijk

Veluws

Zelfstandig naamwoord

vorm

  1. vorm
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.