makke

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  makke    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɑkə/
Woordafbreking
  • mak·ke
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Jiddisch, in de betekenis van ‘Bargoens: tegenslag, gebrek’ voor het eerst aangetroffen in 1916-1917 [1]
  • Herkomst: Jiddisj [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord makke makkes
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

demakkev/m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) slag, klap, plaag, gebrek

Bijvoeglijk naamwoord

makke

  1. verbogen vorm van de stellende trap van mak

Gangbaarheid

  • Het woord makke staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
84 %van de Nederlanders;
55 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.