malligheid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  malligheid    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • mal·lig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord malligheid malligheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

demalligheidv

  1. het grappig of guitig zijn
  2. iets dat getuigt van grappig of guitig zijn
     Onzin. Jij hebt me niet gedwongen om op een tochtige overloop te gaan zitten, wel? Noch heb je me op dat schip gezet naar Londen. Ik neem de volledige verantwoordelijkheid voor die malligheid.[2]
     Volgens de klagers deed Cliteur de uitlatingen af als "malligheid", mogelijk aangewakkerd door "een paar flessen wijn". Hij zou Baudet er wel een keer op aangesproken hebben, maar toen die had verklaard dat hij niet nazistisch denkt of voelt, zou voor Cliteur de kous af zijn geweest.[3]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord malligheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tracy Chevalier
    “Opmerkelijke Schepsels” (2009), Orlando, ISBN 978949208651-8
  3. Weblink bron “Toenemende kritiek op Baudet-mentor Paul Cliteur” (28-11-2020), NOS
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.