mammon
Niet te verwarren met: Mammon |
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: mammon (hulp, bestand)
- IPA: /ˈmɑmɔn/
Woordafbreking
- mam·mon
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘geldgod’ voor het eerst aangetroffen in 1637 [1]
- Herkomst: Aramees (vernederlandste vorm)[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mammon | - |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de mammon v / m
- (Jiddisch-Hebreeuws) geld, vermogen, rijkdom, bezittingen (als macht)
Verwante begrippen
Verwijzingen
- ↑ "mammon" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
Gangbaarheid
- Het woord mammon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "mammon" herkend door:
38 % | van de Nederlanders; |
22 % | van de Vlamingen.[1] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.