mammon

Niet te verwarren met: Mammon

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  mammon    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmɑmɔn/
Woordafbreking
  • mam·mon
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘geldgod’ voor het eerst aangetroffen in 1637 [1]
  • Herkomst: Aramees (vernederlandste vorm)[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord mammon -
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

demammonv/m

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) geld, vermogen, rijkdom, bezittingen (als macht)
Verwante begrippen

Verwijzingen

Gangbaarheid

  • Het woord mammon staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
38 %van de Nederlanders;
22 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.